Luchtgevecht boven Langenboom crash van de Dakota KG579 op vliegveld Volkel

Hoe kwamen twee RAF-vliegers op het rooms-katholieke kerkhof van Zeeland terecht en twee andere bemanningsleden op de oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest te Uden?

Dakota

Een Dougles Dakota

Op donderdag 21 september 1944 was de Dakota KG579, samen met nog twaalf andere toestellen van 48 RAF Squadron op weg geweest van het vliegveld Down Ampney in Engeland naar de geïmproviseerde afwerpzone bij Oosterbeek. Daar dienden de ingesloten parachutisten van de Britse First Airborne Division van voorraden te worden voorzien. Op deze vijfde dag van operatie Market Garden was, door het slechte vliegweer, het aantal geallieerde jagers dat de formaties begeleidde, minimaal. Van deze situatie zouden de Duitsers profijt trekken. Tijdens het naderen van de afwerpzone was de formatie al aangevallen en op de terugweg werden de Dakota’s nogmaals onder vuur genomen. Het waren de vliegtuigen van het type Focke Wulf Fw 190 van 1./JG 26. In die dagen opereerde deze eenheid vanaf het vliegveld bij Krefeld.

Dakota in brand Vanuit de richting Grave kwam de Dakota KG 579 met een brandende rechtermotor rond 17.30uur, over de Langenboomse bossen en vloog in de richting van de Graspeel. Boven Langenboom en Zeeland sprongen zes van de acht bemanningsleden per parachute uit het vliegtuig. Twee van hen kwamen veilig aan de grond. Twee anderen werden, terwijl ze aan hun parachutes hingen, door de Duitse jagers beschoten. Hierdoor raakten ze dusdanig gewond dat zij kort daarop overleden. Twee anderen raakten door de beschietingen minder ernstig gewond. De beide piloten waren te laat om te springen en lieten het leven aan boord van hun vliegtuig. Het toestel stortte uiteindelijk neer op vliegveld Volkel, dat twee weken voordien door de Duitsers was verlaten. Dit gedeelte van het vliegveld behoorde tot het grondgebied van de gemeente Zeeland.

Dakota stort neer 2

Langenboom en Zeeland

Veel mensen uit Zeeland, Langenboom en omgeving waren getuige van deze laffe gebeurtenis die veel indruk maakte. Albert de Groot: “ Op 21 september stond ik met kinderen uit de buurt in de Kerkstraat te Zeeland ter hoogte van de huidige handwijzer de doortocht van honderden legerwagens en tanks tijdens operatie Market Garden te bekijken. Plotseling die namiddag is er recht voor ons, boven de Graspeel – Trent een luchtgevecht gaande tussen Duitse en Geallieerde vliegers. Bij het begin van dat gevecht viel de hele legerstoet stil, de voertuigen werden zo veel mogelijk onzichtbaar onder de lindebomen gezet en er werd dekking gezocht onder de voertuigen. 

De Britse bestuurders en inzittenden van de voertuigen hadden hun platte helmen op het hoofd en de geweren bij de hand. Na korte tijd is het gevecht voorbij en de militaire caravaan zet zich weer in beweging richting Reek en Grave. Later kwam ik in gesprek met pater Harrie van Dongen,van Mill Hill, die vertelde dat hij naar een van de gesprongen geallieerde piloten in de Graspeel/Trent was gegaan. Deze richtte zijn revolver op hem. Pater van Dongen sprak hem echter in het Engels aan. Hij gaf de militair de laatste zegen en kort daarna overleed de geallieerde vlieger aan zijn verwondingen. Timmerman Jan Vertogen maakte doodskisten voor de gesneuvelden”.

Piet Verstraten uit Langenboom: “Tijdens de beschietingen was ik achter het huis van kruidenier/bakker Jan Verstegen op een weiland van ons thuis. Ik was getuige van het luchtgevecht, maar toen een kogel vlakbij mij in de grond sloeg, zocht ik beschutting. Op een gegeven moment vloog een van de Duitse jagers zo laag dat hij, op misschien 30 meter afstand, juist over de boomtoppen scheerde. Ik zag dat de vlieger over zijn schouder naar beneden keek. We hebben daarbij met elkaar oog in oog gestaan. Het zwart-witte kruis op de romp en het hakenkruis op het staartvlak waren voor mij duidelijk zichtbaar. Toon Berends zag de Duitse vliegtuigen zo laag vliegen dat hij de kogelinslagen goed kon waarnemen. De Duitse jagers kwamen tot driemaal terug om de Dakota en de weerloze jongens aan hun parachutes te beschieten. De rechtermotor van de Dakota was in brand geschoten. Waarschijnlijk trachtte de piloot nog een noodlanding te maken op vliegveld Volkel”.

Boven Langenboom en Zeeland sprongen twee van de inzittenden, de radiotelegrafist Pilot Officer (Luitenant) Gordon Birlison en “dispatcher” (aangewezen om de lading uit het toestel te duwen) Corporal James Pilson. Terwijl Pilson weerloos in de lucht hing, werd zijn valscherm kapot geschoten en stortte hij neer in een weiland van Martien Bongers aan de Lindenweg. Pater Lamers van de Dominicanen uit Langenboom, die bij de familie Berends op de koffie was, heeft hem nog de absolutie gegeven. Een van de overlevenden was eveneens nog een korte tijd bij hem, alvorens Pilson overleed.

In de Graspeel, nabij de boerderij van Jacobs, vlak achter de boerderij van Spierings, lag Pilot Officer Gordon Birlison. Hij werd door de Duitse jagerpiloten ook in de lucht beschoten. Met gesloten ogen werd hij, liggend op zijn rug, heel vredig aangetroffen. Birlison was dusdanig gewond dat hij kort na zijn landing is overleden. Zijn lichaam had diverse kogelinslagen maar zijn gezicht was gaaf. Voor hij stierf fluisterde hij nog: “My dear…old England”. Deze laatste woorden zijn door Piet Verstraten doorgegeven aan zijn familie.

De beide overleden bemanningsleden zijn door de brandweer van Zeeland naar de zaal van café Jo Bens in Langenboom gebracht en later op die dag naar Grave, waar ze een veldgraf kregen tegenover de Generaal de Bonskazerne. In 1946 werden hun lichamen overgebracht naar de oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest te Uden.

Lance Corporal (Soldaat Eerste Klas) Moorecroft werd na zijn parachutelanding zwaar gewond aangetroffen maar overleefde de beschieting. Navigator Pilot Officer Robert C. Clarce kon zich, door enig manoeuvreren met zijn parachute, aan de kogelregen ontkomen. Ook de poging van de Focke Wulf vlieger om de parachute door turbulentie ineen te laten klappen, mislukte. Na zijn landing kon hij, door een snelle duik in een sloot, aan een verdere beschieting ontsnappen. Ook Lance Corporal Everett werd hangend aan zijn parachute beschoten en raakte in zijn bil gewond. Everett en Clarce werden door de bewoners uit de omgeving opgevangen. Lance Corporal Harribin zag de beschieting van zijn kameraden vanuit het vliegtuig en sprong eerst op het laatste moment. Hij kwam veilig aan de grond.


De vier overlevende bemanningsleden werden ook naar zaal Bens in Langenboom gebracht. Vandaar werden alle overlevenden, samen met hun overleden kameraden, onder toezicht van de postcommandant van de Marechaussee Zeeland opperwachtmeester F.L. Aarts, overgebracht naar de Generaal de Bonskazerne te Grave. De gewonden kregen daar in het hospitaal een eerste medische verzorging. Met uitzondering van Moorecroft, die moest achterblijven, liftten de drie anderen van Grave mee naar Eindhoven. Daar bracht een commandant van een RAF-Regiment hen naar het hoofdkwartier van het 30ste Corps in de Kempen. Vandaar werden zij in stafauto’s verder gebracht naar Brussel. Van Brussel werden ze, met een Dakota van het eigen squadron, naar Engeland teruggevlogen.

Als onbekenden naar Zeeland

Bij de inslag van de Dakota op het vliegveld Volkel, ten zuiden van de huidige hoofdbaan, werd het toestel totaal vernield. Daags na het gebeuren ontving opperwachtmeester Aarts het bericht van de plaatselijke arts Janssen dat er nog twee verminkte lijken bij het wrak lagen. In verband met de gevechten bij het vliegveld was het niet mogelijk om die dag deze lichamen te bergen. 

De volgende dag, zaterdagmorgen 23 september, werden de lichamen van deze twee overleden bemanningsleden geborgen. Die waren op dat moment bij het wrak al in een veldgraf gelegd. Onderzoek wees uit dat ze waren ontdaan van alle papieren en identiteitsplaatjes, waarschijnlijk door Britse militairen.

Beide vliegers werden gekist en als onbekenden op het rooms-katholieke kerkhof van Zeeland ter aarde besteld. Het overbrengen van de twee geschiedde onder leiding van opperwachtmeester Aarts, die werd bijgestaan door de heren Antoon v.d.Berg, Cornelis Pluk en Cornelis Schippers uit Zeeland en Jan Swijting uit Groesbeek. Eerst op 6 mei 1945 konden zij worden geïdentificeerd door een officier van de 55th Grave Concentration Unit. Het waren de eerste piloot, de Canadese Pilot Officer David Arthur Webb (22) en zijn tweede piloot, de Engelse Flight Sergeant Dennis Harry Ralph Plear (26). Zij waren slachtoffers en hebben hun kostbaar en jong leven geofferd om ons vrede en vrijheid terug te geven.

Jaarlijks wordt daarom de Landerdse dodenherdenking in Zeeland gehouden. In Schaijk en Reek zijn alle geallieerde gesneuvelden opgegraven en herbegraven in Uden en Groesbeek. In Zeeland echter hebben Webb en Plear hun laatste rustplaats op het rooms-katholieke kerkhof behouden.
zeeland

Comments are closed.